Voorwoord ACOM Journaal september 2021
Mijn vorige voorwoord eindigde ik met het toewensen van een fijn verlof voor degenen die dat aanging en de wens dat men vooral gezond en veilig zou blijven. Op dat moment konden we uiteraard niet verwachten dat de verlofperiode voor velen zo hectisch zou gaan verlopen en dat er veel van Defensie gevraagd zou gaan worden.
Over de noodhulp in het Caribisch gebied hebben we niet al te veel gehoord maar daar kan ook ik vrij kort over zijn: Bravo Zulu. Alle betrokkenen hebben hun beste beentje voorgezet en het verschil gemaakt. Hoewel dat zo hoort en een hoofdtaak van de krijgsmacht is, wil ik in ieder geval daar mijn respect en waardering voor uitspreken.
Ik vind vrede en veiligheid nooit vanzelfsprekend. En dat geldt uiteraard ook voor de inzet van alle betrokkenen rondom de evacuaties van mensen uit Afghanistan. Ik zal mij niet uitlaten over de besluitvorming en de daaraan gerelateerde momenten, maar wil mijn waardering uitspreken voor alle mensen die, direct of indirect, betrokken zijn geweest bij de uitvoering hiervan.
Die waardering en het bijbehorende respect gaan ditmaal verder dan de betrokken militairen en burgermedewerkers van Defensie. Ook vele andere ambtenaren en met name het (opgepluste en aangepaste) ambassadepersoneel hebben onder zeer moeilijke omstandigheden een uitzonderlijke prestatie geleverd.
Maar ook de vele mensen op de achtergrond (en sommigen op de voorgrond) die zich op basis van vrijwilligheid en persoonlijk commitment hebben ingezet, verdienen alle lof. En dan moeten we ook niet vergeten dat de ‘rest van Defensie’ voor een deel ‘just another day at the office’ had. Zoals altijd staat, Defensie nooit stil en er worden vele taken uitgevoerd. Elke dag weer en overal ter wereld.
Zoals ik al zei zijn vrede en veiligheid nooit vanzelfsprekend, maar daar hoort ook bij dat ze nooit gratis kunnen zijn. De laatste maanden bekroop mij toch weer veelvuldig het gevoel dat de politiek meent dat Defensie als water uit de kraan is: het moet er zijn als je erom vraagt en mag eigenlijk niks kosten.
Zo kwam ook het ‘gerucht’ dat er voor Defensie op Prinsjesdag “maar liefst € 100 miljoen” bij zou komen. Wauw! Hoewel het nu nog maar een (vrij concreet) gerucht betreft is het wel tekenend. Defensie moet er zijn als er vraag naar is maar als er “geld te verdelen” is komt Defensie weer op de laatste plaats. Ook in die zin zou het goed zijn als er ook bij de budgetteringen meer respect en waardering zou zijn en komen. In die zin is het dan ook te hopen dat er snel geformeerd gaat worden in Den Haag. Alleen dan kan er immers op de juiste wijze geprioriteerd worden en is er een kans dat Defensie eindelijk stappen kan zetten in de juiste richting. Want laten we eerlijk zijn, € 100 miljoen voor Defensie lijkt veel maar is feitelijk wisselgeld.
Om op het Europees gemiddelde te komen is ca. € 4 miljard nodig. Om op de overeengekomen 2% BBP (in 2024) te komen is ca. € 7 miljard nodig en om de plannen uit de Defensievisie 2035 in te vullen is zelfs structureel € 17 miljard nodig. Allemaal serieus geld, maar het gaat dan ook om serieuze en essentiële zaken.
Als het goed is wordt er tijdens de formatiegesprekken ‘opnieuw’ gesproken over de begroting voor 2022 in het algemeen en Defensie in het bijzonder. Hoewel ‘hoop’ geen militair woord is hoop ik toch oprecht dat er nu dan eens wordt doorgepakt in het formeren. Nederland heeft daar recht op, en Defensie zeker. Net zo goed als Nederland recht heeft op een goed gevulde, goed getrainde en goed geoutilleerde Defensie.