Voorwoord ACOM Journaal september 2020
Het reces zit er weer op en er komen weer “gewone werkweken” aan. Gewoon tussen haakjes omdat er uiteraard op geen enkele wijze sprake is van gewoon. Corona is nog niet verslagen en voorzichtigheid is en blijft geboden.
Ik hoop dat u ondanks alles toch heeft kunnen genieten van de reces- of vakantieperiode maar bovenal dat u en de uwen niet getroffen zijn door corona. Een onzichtbare vijand die voor velen helaas zeer grote gevolgen heeft (gehad). De huidige situatie noemt men het “nieuwe normaal”. Ik zou toch graag over niet al te lange tijd zien dat we er op terug kunnen kijken als het “tijdelijke abnormaal”.
Ook op een ander vlak hoop ik dat er geen sprake is van “een nieuw normaal”: De stroperigheid binnen het overleg in de sector Defensie en de zaken daaromheen. Een voorbeeld: Er is al jaren discussie over het “fenomeen stafadjudanten”, en wij vragen al jaren om dat onderwerp op de overlegagenda te plaatsen. Uiteraard praten vele mensen erover; ook ikzelf en mijn collegae, maar verder dan korte opmerkingen en beperkte discussies zijn we in het overleg tot op heden niet gekomen.
Het onderwerp staat al jaren op de voorraadagenda. Vorig jaar is er in een formeel overleg kort over gesproken. De CDS had namelijk een nota uitgebracht waarin hij aangaf van mening te zijn dat de Defensie-onderdeelsadjudanten en de krijgsmacht-adjudant bij de effectieve rang van adjudant een financiële rang van maar liefst majoor dienden te ontvangen. Uiteraard waren de bonden, de ACOM incluis, verbolgen. Niet omdat we die mensen dat salaris zouden misgunnen, maar bovenal omdat we er dan eerst afspraken over zouden willen maken. Volgens de voorschriften zijn immers de rang en het salarisnummer bepalend voor het salaris van een militair. Willen we dat anders doen, dan moet daar over gesproken worden waar het hoort: aan de overlegtafel tussen Defensie en de vakbonden.
De hoofddirecteur personeel was klip en klaar. Namens de staatssecretaris gaf hij aan dat er aan deze nota geen uitvoering werd gegeven voordat daarover met de bonden was gesproken. So far so good. Vlak voor het zomerverlof kwamen er echter signalen dat er wel degelijk wat gedaan was met de salariëring van de betreffende adjudanten. Geruchten over een bindingspremie maar ook over andere manieren om de salarissen te verhogen. En let wel, er was nog steeds niet inhoudelijk in het overleg over dit onderwerp gesproken en formeel hadden de bonden niets vernomen.
Wij hebben, omdat we vanuit Defensie niet geïnformeerd werden, een verzoek gericht aan de werkgever met verwijzing naar de Wet Openbaar Bestuur (WOB) om te mogen vernemen hoeveel militairen er per OPCO zijn met een effectieve rang van adjudant en een financiële rang van luitenant, kapitein dan wel majoor. We hebben daarnaast gevraagd op welke datum aan deze functionarissen deze financiële rang is toegekend en met welke ingangsdatum. Als het goed is dan zijn deze gegevens met een druk op de knop op te leveren, en kan de bedoelde groep niet voorkomen. Ons is immers verzekerd dat dit niet zou worden ingevoerd voordat daar met ons over gesproken zou zijn.
Defensie had daarop moeten reageren vóór 28 augustus jl., maar heeft dat niet gedaan en ook niet verzocht om extra tijd. Op een mail waarin wij vroegen naar de stand van zaken kwam geen reactie en derhalve heb ik op 2 september een formele ingebrekestelling verstuurd. Als ook de daarin gestelde termijn niet wordt gehaald zit er niets anders op dan een gang naar de rechter.
Bij het ter perse gaan van deze editie van ACOM Journaal was het WOB-besluit nog niet binnen. Als men op zo’n eenvoudig WOB-verzoek niet wil reageren binnen de gestelde termijn rijst de vraag of er iets te verbergen is? En dat zou toch vreemd zijn, de gedragscode van Defensie geldt toch voor elke werknemer, dus ook, en misschien wel juist, voor de Defensietop. Dit prikkelt nog meer de nieuwsgierigheid naar de inhoud van het WOB-besluit. In een volgend nummer van ACOM Journaal, of op de website, informeer ik u hierover!
Voor nu: Blijf gezond en strijdbaar.